Achtergrondinformatie:
In de binnenstad van steden die omstreeks 1800 reeds groot gevonden werden, vinden we smalle en hoge huizen. Hoge grondprijzen stuwden de bebouwing de lucht in. Een principe dat nog steeds van kracht is. Panden werden vaak smal en diep omdat de meters grond aan de straat duurder waren dan de meters grond verder naar achter. Daglicht toetreding werd ook een probleem ondanks dat men toch vaak ramen plaatste van maximale omvang. Voor een douche of bad was in het oorspronkelijke ontwerp geen plaats ingeruimd. Waar de grondprijzen bleven stijgen zien we dat de statige panden steeds vaker een kantoorfunctie van notabelen vervullen omdat wonen simpelweg te duur is.
Bouwkundige details:
De onderste etage, het souterrain, ligt half onder/half boven het maaiveld. Oorspronkelijk bevonden zich daar de keuken en voorraadruimtes. Met een paar treden vanaf het trottoir komt men bij de statige voordeur. Hierachter bevond zich een smalle hal die toegang verschafte tot de voor- en achterkamer. Beide als leefruimte bedoeld waarbij de voorkamer "formeel" was en de achterkamer "informeel". Op de etages bevonden zich de slaapkamers en op de zolder was ruimte voor opslag en het drogen van de was. Huizen werden gebouwd van steen. Pleisterwerk verborg de vaak matige tot slechte kwaliteit van de metselstenen en van isolatiemateriaal was geen sprake. De hoge etages hadden de functie om statigheid uit te stralen. Het maakte ook mogelijk om hoge ramen te plaatsen. In bouwkundig opzicht is het namelijk veel makkelijker om een hoog gat in de muur te hebben dan een breed gat. De daken zijn gedekt met pannen, vaak van gebakken materiaal, waarvan de kleur per pand kan verschillen.